-
1 krediet geven
krediet gevengive credit/a loan -
2 krediet geven
v. trust; give credit to -
3 iemand krediet geven
iemand krediet gevenfaire crédit à qn. -
4 iemand (geen) krediet geven
iemand (geen) krediet gevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand (geen) krediet geven
-
5 iemand krediet geven
мест.образн. давать время к-либо -
6 krediet
2 [uitstel van betaling] credit♦voorbeelden:veel krediet hebben • enjoy great trust2 aflopend/doorlopend krediet • limited/revolving creditiemand (geen) krediet geven • give someone (no) creditgoederen op krediet • goods on credit3 die politicus heeft veel krediet bij zijn achterban • that politician has a high standing with his supporters4 kort/lang krediet • short-/long-term creditkrediet geven • give credit/a loan -
7 krediet
♦voorbeelden:iemand krediet geven • faire crédit à qn.veel krediet hebben • avoir beaucoup de créditkrediet hebben bij een bankier • être accrédité auprès d'un banquierergens krediet hebben • avoir un crédit ouvert qp. -
8 give credit to
krediet geven -
9 crédit
crédit [kreedie]〈m.〉2 krediet ⇒ tegoed, lening♦voorbeelden:faire crédit à qn. • iemand krediet gevenà crédit • op afbetaling, op kredietcrédit foncier • grondkrediet8 faire crédit à qn., qc. • vertrouwen in iemand stellen, in iets hebbenjouir d'un grand crédit auprès de qn. • een groot gezag bij iemand hebbenm2) kredietbank3) creditzijde, tegoed4) vertrouwen, geloofwaardigheid5) invloed, aanzien -
10 Kredit
Kredit1〈m.; Kredit(e)s, Kredite〉 〈 economie〉3 〈 figuurlijk〉krediet, vertrouwen♦voorbeelden:Kredit gegen Sicherheit • krediet tegen onderpand————————Kredit2〈o.; Kredits, Kredits〉 〈 economie〉 -
11 давать время к-либо
vgarph.exp. iemand krediet gevenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > давать время к-либо
-
12 credit tender
kredietaanbieding (aanbieding betreffende rente voor krediet geven) -
13 faire crédit à qn.
faire crédit à qn. -
14 давать время к-либо
vgarph.exp. iemand krediet geven -
15 akkreditieren
-
16 jemandem Kredit gewähren
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem Kredit gewähren
-
17 consentir
consentir [kõsãtier]1 instemmen (met) ⇒ toestemmen (in), het eens zijn (met)♦voorbeelden:→ motII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) toestemmen (in), akkoord gaan (met)2) toestaan, goedkeuren3) geven [korting, krediet, uitstel] -
18 tick
n. tik, tikkend geluid; krediet; kleine parasitische bloedzuigende spin die soms de drager kan zijn van besmettelijke ziekten; licht matrasovertrek van matras of kussen; teken dat aangeeft dat iets genoteerd of gedaan is--------v. tikken; merkentick1[ tik] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————tick21 tikken♦voorbeelden:¶ what makes someone/something tick • wat het geheim is van iemand/iets, wat iemand drijft/wat het in beweging houdtII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 doter
-
20 Darlehen
Darlehen〈o.; Darlehens, Darlehen〉1 lening, geleend bedrag ⇒ krediet, voorschot♦voorbeelden:ein Darlehen abschließen • een lening aangaan, sluitenals Darlehen geben • te leen gevenals Darlehen erhalten • in leen ontvangen
- 1
- 2